Gebruikte begrippen en afkortingen

De begrippen die in deze handleiding worden gebruikt, moeten worden gelezen in de zin die eraan wordt gegeven in de Wet NOVA en de nadere bepalingen die zijn voortgevloeid uit Wet NOVA.

Veel gebruikte begrippen:

NOVA: Nationaal Orgaan voor Accreditatie. NOVA bestaat uit een accreditatieraad en een accreditatiebureau.

Accreditatieraad: de accreditatieraad bestaat uit negen leden, minimaal vijf en maximaal negen, onder wie een voorzitter. De Raad is belast met taken en bevoegdheden zoals bedoeld in artikel 4 van Wet NOVA.

Accreditatiebureau: het accreditatiebureau is belast met de administratieve- en organisatorische werkzaamheden van het NOVA.

Instelling: een organisatie met een structuur voor het administreren, verzorgen en aanbieden van één of meerdere onderwijsopleidingen, die moeten leiden tot het toekennen van een graad, diploma en/of certificaat.

Door de overheid gesubsidieerde instellingen: In Suriname zijn er momenteel 7 (zeven) openbare hoger onderwijsinstellingen met name de Anton de Kom Universiteit van Suriname, het Polytechnische College, het Instituut van Opleiding van Leraren, COVAB, de AHKCO en de Jeugd Tandverzorging, LOBO.

Particuliere instellingen: elke instelling die niet door de overheid wordt gesubsidieerd.

Hoger onderwijs: het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsgericht onderwijs aangeboden door de overheid en private instellingen.

Opleiding: een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden; een opleiding kan één of meer afstudeerrichtingen bevatten; een onderwijseenheid is een geheel van activiteiten van de student dat deel uitmaakt van een opleiding, waaraan een examen verbonden is.

Accreditatie: het keurmerk aan een opleiding op basis van een door de accreditatieraad verleend besluit dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van de opleiding positief is beoordeeld.

Zelfevaluatierapport: een analyse door leden van de opleiding, over de bekwaamheden bij en de effectiviteit van de opleiding, neergelegd in een rapport.

Accreditatiekaders: de kwaliteitseisen waaraan een opleiding moet voldoen, zoals bedoeld in artikel 12 Wet NOVA.

Visitatiecommissie ook wel genoemd visitatiepanel: een door het NOVA samengestelde commissie bestaande uit onafhankelijke deskundigen.

Visitatierapport: gepubliceerde externe beoordeling van de opleiding.

Toets nieuwe opleiding: de toets die tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een nieuwe geregistreerde opleiding positief of negatief is beoordeeld.

Toetsingskaders TNO: de kwaliteitseisen waaraan een nieuwe opleiding moet voldoen, zoals bedoeld in artikelen 12 en 13 Wet NOVA.

Toets bestaande opleiding: de toets die tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een bestaande geregistreerde opleiding positief of negatief is beoordeeld.

Nieuwe opleiding: een opleiding die voornemens is met het bachelors- of masters onderwijsprogramma te gaan starten ofwel een opleiding die 1 jaar is gestart en nog geen afgestudeerden heeft.

Bestaande opleidingen: opleidingen die langer bestaan en over alumni beschikken.

Buitenlandse accreditatie: accreditatie verleend door een ander accreditatieorgaan of beroepsorganisatie dan NOVA.

Studielast: De studielast van elke onderwijseenheid wordt door het instellingsbestuur uitgedrukt in studiepunten. De studielast voor een studiejaar bedraagt 60 studiepunten. Zestig studiepunten is gelijk aan 1680 klokuren studie

Veel gebruikte afkortingen:

NOVA: Nationaal Orgaan voor Accreditatie.

Wet NOVA: Wet van 22 mei 2007, houdende instelling van het Nationaal Orgaan voor Accreditatie en een Centraal Register van Opleidingen.

TNO: Toets nieuwe opleiding.

Studiepunten systeem: een systeem om de studielast van iedere opleiding en iedere onderwijseenheid uit te drukken.
Dit systeem kent een:

  • studiejaar 60 studiepunten (= 1680 studie-uren);
  • voltijdse vierjarige hbo-bachelor: 240 studiepunten;
  • driejarige wo-bachelor-opleiding: 180 studiepunten;
  • masteropleiding: 60 studiepunten;
  • internationale joint degree-opleiding: 90 studiepunten.

Inleiding

In artikel 38 lid 2 van de Grondwet is de toezichthoudende taak van de Staat vastgesteld ten aanzien van alle onderwijsinstellingen van publieke aard ter naleving van het nationale onderwijsbeleid en door de Staat vastgestelde normen. De Wet NOVA omvat de toezichthoudende taak betreffende kwaliteitseisen voor opleidingen van hoger onderwijs die publiekelijk toegankelijk zijn. Het Nationaal Orgaan voor Accreditatie (NOVA) is onder andere belast met de accreditatie van alle opleidingen van hoger onderwijs, waaronder de bestaande opleidingen en de nieuwe opleidingen in het hoger onderwijs in Suriname. NOVA legt zijn werkwijze voor de accreditatie van opleidingen vast in een accreditatiekader dat de kwaliteitseisen omvat waaraan een opleiding moet voldoen. Voor opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs worden afzonderlijke accreditatiekaders vastgesteld.

Het accreditatiestelsel van Suriname beoogt een drietal functies te realiseren: de toetsingsfunctie, de verantwoordingsfunctie en de verbeterfunctie.
De toetsingsfunctie neemt een centrale functie in het stelsel. Deze functie komt tot uitdrukking in een zorgvuldige en geobjectiveerde beoordeling van de mate waarin de opleiding aan de hoger onderwijsstandaard voldoet. Deze standaard verwijst naar de kwaliteitseisen die minimaal van een opleiding in het hoger onderwijs verwacht mogen worden, uitgaande van een opleidingstijd voor hbo- en Universiteitsstudies. De toetsing van de kwaliteit is naast een zelfstandige doelstelling mede van belang met het oog op de verantwoordingsfunctie.
Met de verantwoordingsfunctie wordt gedoeld op het feit dat hoger onderwijsopleidingen aan de overheid en de samenleving verantwoording afleggen over de door hen geleverde onderwijskwaliteit.
De verbeterfunctie wil zeggen dat accreditering een bijdrage dient te leveren aan de verbetering c.q. verhoging van de onderwijskwaliteit.

Accreditatie is een kwaliteitskeurmerk dat in Suriname noodzakelijk is voor de opname van een opleiding in het Centraal Register als te zijn geaccrediteerd. Alle belanghebbenden (studenten, ouders, werknemers) kunnen kennis nemen van het overzicht van opleidingen die de status van accreditatie hebben verkregen. Accreditatie wordt gedefinieerd als het keurmerk aan een opleiding op basis van een door de accreditatieraad verleend besluit dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van de opleiding positief is beoordeeld (Wet NOVA). Om positief beoordeeld te worden dienen opleidingen te voldoen aan vooraf vastgestelde minimale kwaliteits- en niveauvereisten. Deze “minimale kwaliteits- en niveauvereisten” zijn de generieke kwaliteitswaarborgen.

De aanwezigheid van voldoende generieke kwaliteitswaarborgen wordt door NOVA beoordeeld. NOVA baseert zijn oordeel op een externe beoordeling van de opleiding (een “visitatierapport”). De werkwijze hiervoor is uitgewerkt in de accreditatiekaders. Onder voorwaarden kan NOVA het visitatierapport vervangen door een buitenlandse accreditatie, met name als NOVA meent dat de buitenlandse accreditatie werd verleend volgens een met het NOVA accreditatiekader vergelijkbare methodologische aanpak.

Instellingen voor hoger onderwijs, zowel door de overheid gefinancierd als door private instellingen, die wetenschappelijk onderwijs en hoger beroepsonderwijs aanbieden, dienen zelf een aanvraag te doen om accreditatie van een bestaande opleiding of toetsing van een voorgenomen nieuwe opleiding. De accreditatiekaders vormen daarbij het uitgangspunt. Het accreditatiestelsel kent de kaders voor de toets nieuwe opleiding (tno) en kaders voor de accreditatie van bestaande opleidingen.

Conform artikel 12 van wet NOVA zijn verschillende accreditatiekaders ontwikkeld voor opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs en opleidingen in het hogere beroepsonderwijs gekoppeld aan bestaande opleidingen en voor de toets nieuwe opleidingen.

Aldus ontstaan vijf soorten accreditatie kaders:
1. Accreditatiekader nieuwe opleidingen hoger beroeps onderwijs.
2. Accreditatiekader nieuwe opleidingen wetenschappelijk onderwijs.
3. Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger beroeps onderwijs.
4. Accreditatiekader bestaande opleidingen wetenschappelijk onderwijs.
5. Accreditatiekader steunend op een buitenlandse accreditatie.

Het is mogelijk dat een instelling voor een opleiding naast de NOVA accreditatie ook gelijktijdig een andere (buitenlandse) accreditatie wil aanvragen. Indien dit het geval is kan met NOVA overlegd worden of de procedure zo kan worden uitgevoerd dat onderdelen (bijvoorbeeld het panelbezoek en het paneladvies) zowel voor de NOVA accreditatie als de buitenlandse accreditatie gebruikt kunnen worden. Hiervoor moet tenminste zes maanden voor het indienen van de accreditatieaanvraag contact worden opgenomen met NOVA.

Indien de accreditatieorganisatie voldoet aan de eisen van NOVA (o.a. adequate organisatiestructuur en kwaliteitscriteria die internationaal geaccepteerd zijn) zal NOVA dan in overleg treden met de (buitenlandse) accreditatieorganisatie om te bespreken hoe de procedure zo kan worden vormgegeven dat zowel aan de accreditatiekaders van NOVA als aan de accreditatiekaders van de buitenlandse accreditatieorganisatie kan worden voldaan. NOVA neemt zelfstandig een beslissing over de accreditatie op basis van het toepasselijke NOVA kader. Er is dus geen sprake van gezamenlijke accreditatie met een andere accreditatieorganisatie.

In deze situatie zijn alleen de onderstaande accreditatiekaders van toepassing.
1. Accreditatiekader nieuwe opleidingen hoger beroeps onderwijs.
2. Accreditatiekader nieuwe opleidingen wetenschappelijk onderwijs.
3. Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger beroeps onderwijs.
4. Accreditatiekader bestaande opleidingen wetenschappelijk onderwijs.

Opbouw van het accreditatiestelsel

Accreditatie vindt plaats op het niveau van de opleiding. De kwaliteit van individuele opleidingen staat daarmee centraal in het accreditatiestelsel. In dit stelsel toetst een visitatiepanel van onafhankelijke deskundigen een opleiding op een aantal standaarden die zowel de kwaliteitszorg van de opleiding als het hart van de onderwijskwaliteit betreffen. De specifieke kwaliteitseisen op basis waarop getoetst worden zijn vastgelegd in de beoordelingskaders . Hieruit vloeit een ‘overall’ uitspraak over de door de opleiding gerealiseerde opleiding. NOVA accrediteert op basis daarvan al dan niet een opleiding. De kwaliteitstoetsing en maatschappelijke verantwoording vinden hun neerslag in een openbare beoordelingsrapportage.

Het accreditatiestelsel kent vijf kaders:
1. Een kader op opleidingsniveau met beoordelingscriteria voor het verlenen van accreditatie voor bestaande opleidingen op hbo niveau.
2. Een kader op opleidingsniveau met beoordelingscriteria voor het verlenen van accreditatie voor bestaande opleidingen op wetenschappelijk niveau.
3. Een kader op opleidingsniveau met beoordelingscriteria voor het verlenen van toets nieuwe opleiding, de zogenoemde TNO op hbo niveau.
4. Een kader op opleidingsniveau met beoordelingscriteria voor het verlenen van toets nieuwe opleiding, de zogenoemde TNO op wetenschappelijk niveau.
5. Een kader op opleidingsniveau met beoordelingscriteria voor het verlenen van accreditatie steunend op een buitenlandse accreditatie.

Opbouw accreditatiekader
Het accreditatiekader voor opleidingen in het hoger onderwijs bestaat uit:

  • een beoordelingskader, bestaande uit onderwerpen, standaarden en een toelichting op de standaarden;
  • een beschrijving van de werkwijze bij de accreditatie van opleidingen, met daarbij de criteria voor beoordeling van de toetsing en van het visitatierapport door de accreditatieraad;
  • beslisregels.

De vijf kaders komen op grote delen overeen. De belangrijkste verschillen tussen de kaders worden in onderstaande tabellen weergegeven.

3

1 Bij de aanvraag nieuwe opleidingen voor opleidingen die feitelijk wel bestaan worden de resultaten bij de beoordeling meegenomen.
2 Bij de aanvraag nieuwe opleidingen voor opleidingen die feitelijk wel bestaan en al tenminste een cohort afgestudeerden heeft, moet wel een zelfevaluatierapport worden overgelegd.
3 Bij de aanvraag nieuwe opleidingen voor opleidingen die feitelijk wel bestaan worden de resultaten bij de beoordeling meegenomen
4 Bij de aanvraag nieuwe opleidingen voor opleidingen die feitelijk wel bestaan en al tenminste een cohort afgestudeerden heeft moet wel een zelfevaluatierapport worden overgelegd

Verantwoording

Bij het opstellen van de kaders zijn de richtlijnen die “The International Network for Quality Assurance Agencies in Higher Education” (INQAAHE) heeft vervat in de “Guidelines of Good Practice in Quality Assurance” (meer bekend als de GGP)5 voor de interne kwaliteitszorg van externe kwaliteit organisaties richtinggevend geweest.
Naar analogie van de Memorie van Toelichting in Wet NOVA is gekeken naar de Caricom lidstaten en is inspiratie gehaald uit de kaders van the Accreditation Council of Trinidad and Tobago (ACTT)6. Voorts dient genoemd te worden dat vanwege de historische banden die Suriname heeft met het onderwijssysteem van Nederland, de NOVA accreditatiekaders tot stand zijn gekomen door heel veel inspiratie uit het accreditatiestelsel en kaders van de Nederlands Vlaams Accreditatie Organisatie (NVAO)7. Sommige elementen die vast terugkomen in de documenten zijn de Dublin descriptoren en het studiepunten systeem (ECT).

5 Referentie: www.inqaahe.org
6 Referentie: www.actt.org.tt
7 Referentie: www.nvao.net