1. Inleiding

Conform de Wet NOVA (WET van 22 mei 2007, houdende instelling van het Nationaal Orgaan voor Accreditatie en een Centraal Register van Opleidingen) worden opleidingen geaccrediteerd. Dit houdt in dat de hele opleiding wordt doorgelicht en beoordeeld op basis van de accreditatiekaders. Als deze positief is bevonden, krijgt de opleiding de status van geaccrediteerde opleiding. Ook voornemens om een nieuwe opleiding te starten worden door NOVA beoordeeld door middel van de toets nieuwe opleiding.

Dit document geeft de extra kaders aan voor de toets van opleidingen in het hoger onderwijs die al door een andere accreditatieorganisatie dan NOVA zijn geaccrediteerd, ( de zgn. buitenlandse accreditatie). Naast dit document zijn de overige accreditatiekaders 1 van toepassing, voor zover in dit kader daarvan niet wordt afgeweken.

De wet NOVA is van toepassing op alle in Suriname aangeboden hoger onderwijs opleidingen. Dit betekent dat deze opleidingen allemaal een accreditatie op basis van deze wet moeten aanvragen, ook indien ze al door een andere accreditatieorganisatie zijn geaccrediteerd.

Het accreditatiekader voor aanvragen steunend op een buitenlandse accreditatie is van toepassing op aanvragen van instellingen die al een (buitenlandse) accreditatie hebben doorlopen. Instellingen die reeds beschikken over een buitenlands accreditatierapport ofwel al afgeronde buitenlandse accreditatieprocedures hebben doorlopen kunnen onder voorwaarden het visitatierapport van het NOVA visitatiepanel vervangen door het buitenlandse accreditatierapport. Voorwaarden zijn dat de buitenlandse accreditatie werd verleend volgens een vergelijkbare methodologische aanpak als beschreven in de Wet NOVA en indien de accreditatiekaders en de beoordeling gesteund is op een externe beoordeling (equivalentie).

Opbouw accreditatiekader

Het toetsingskader bestaat uit:

  • een beoordelingskader, bestaande uit de criteria voor beoordeling van de equivalentie van de buitenlandse accreditatie en de toepassing van de NOVA accreditatiekaders;
  • een beschrijving van de werkwijze bij de toetsing van de equivalentie en de toetsing van de accreditatiebeslissing aan de beoordelingskaders door de accreditatieraad;
  • beslisregels.

De genoemde equivalentie wordt beoordeeld aan de hand van criteria (zie hoofdstuk 2). NOVA baseert haar oordeel over de opleiding op de buitenlandse accreditatiebeslissing en de daarbij gebruikte externe beoordeling, aangevuld met een beschrijving van ontwikkelingen en eventuele verbetermaatregelen met betrekking tot de opleiding sinds de buitenlandse accreditatiebeslissing (update). Er zijn criteria opgesteld voor de beoordeling daarvan (zie hoofdstuk 3 over de werkwijze toetsing). Voor de toetsing van accreditatieaanvragen steunend op een buitenlandse accreditatie zijn beslisregels vastgesteld (zie hoofdstuk 4)

2. Beoordelingskader equivalentie van een buitenlandse accreditatie

Basisvoorwaarde voor het gebruiken van een buitenlandse accreditatie voor een accreditatieaanvraag op basis van de wet NOVA is dat uit de buitenlandse accreditatie of uit het daaraan voorafgaand onderzoek voldoende blijkt dat de kwaliteit van de betrokken opleiding positief werd beoordeeld.

De equivalentie van een concrete buitenlandse accreditatie wordt getoetst aan de hand van vijf thema’s:
1. de buitenlandse accreditatie geeft een positieve beoordeling van de kwaliteit van de betrokken opleiding;
2. de buitenlandse accreditatie is voldoende actueel;
3. de buitenlandse accreditatie stoelt op een openbare externe beoordeling;
4. het buitenlandse accreditatieorgaan heeft een adequate organisatiestructuur;
5. het buitenlandse accreditatieorgaan hanteert kwaliteitscriteria, die aansluiten bij de Wet NOVA.

In beginsel moet per thema aan alle equivalentiecriteria zijn voldaan.

Als de equivalentie van de buitenlandse accreditatie is vastgesteld, wordt de accreditatiebeslissing en het daarbij behorende accreditatierapport samen met de beschrijving van ontwikkelingen en eventuele verbetermaatregelen met betrekking tot de opleiding gebruikt in plaats van het in de accreditatiekaders genoemde visitatierapport. Deze documenten zijn dan uitgangspunten voor het oordeel van de accreditatieraad over de accreditatie van de opleiding. De beoordelingskaders zoals beschreven in de accreditatiekaders voor nieuwe en bestaande opleidingen2 zijn daarbij van toepassing.

3. Werkwijze

De instelling dient een accreditatieaanvraag in met een aanvraagdossier, dat ten minste de volgende documenten omvat:
1. Een aanvraagbrief, ondertekend door het instellingsbestuur, waaruit blijkt of Toets Nieuwe Opleiding (TNO) of een accreditatie van een bestaande opleiding wordt aangevraagd.
2. Een externe beoordeling (visitatierapport) op grond waarvan de buitenlandse accreditatie werd verleend.
3. Een (buitenlandse) accreditatiebeslissing, die niet ouder is dan twee jaar.
4. Een beschrijving van ontwikkelingen en eventuele verbetermaatregelen met betrekking tot de opleiding sinds de buitenlandse accreditatiebeslissing ( update).
5. Een document waarin volgende administratieve gegevens zijn opgenomen:

  • de naam en adresgegevens van de instelling,
  • de graad waartoe de opleiding leidt, de kwalificatie van de graad en eventueel de specificatie van de graad,
  • de oriëntatie van de opleiding (hbo of wo),
  • eventueel de afstudeerrichting(en),
  • de studieomvang van de opleiding uitgedrukt in studiepunt(en),
  • de vestiging(en) waar de opleiding wordt(en) aangeboden,
  • de contactgegevens van de contactpersoon voor de opleiding,
  • de contactgegevens van het buitenlandse accreditatieorgaan,
  • documentatie en/of een beschrijving over het buitenlandse accreditatieorgaan en de wijze waarop het accrediteert;

NOVA kan nog nadere informatie vragen als dat voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is. NOVA beoordeelt of de buitenlandse accreditatiebeslissing voldoet aan de criteria voor equivalentie. Indien naar oordeel van NOVA de equivalentie niet is aangetoond, stelt NOVA de instelling schriftelijk in kennis van haar voorgenomen besluit om de accreditatieaanvraag op basis van onvoldoende equivalentie af te wijzen. Alvorens de accreditatieraad een definitief besluit neemt, vindt een procedure van hoor en wederhoor plaats, waarin de opleiding in de gelegenheid wordt gesteld om op het voorgenomen besluit van de accreditatieraad (inhoudelijk) te reageren.

De accreditatieraad motiveert het besluit om de accreditatieaanvraag op basis van onvoldoende equivalentie af te wijzen en geeft daarbij aan, aan welke van de voorwaarden en criteria niet is voldaan.

Indien de equivalentie naar het oordeel van de accreditatieraad voldoende is aangetoond beoordeelt de accreditatieraad de buitenlandse accreditatiebeslissing en het daarin uitgesproken samenvattende oordeel en toetst dat aan dit toetsingskader en aan het beoordelingskader zoals dat omschreven is in het toepasselijke kader. Bij de beoordeling van de verschillende onderwerpen van het beoordelingskader en het eindoordeel van de accreditatie neemt de accreditatieraad daarbij het oordeel van de buitenlandse accreditatieorganisatie over, tenzij zwaarwegende argumenten zich daartegen verzetten. Daarbij kan ondermeer gedacht worden aan nieuwe ontwikkelingen en informatie die na de buitenlandse accreditatie bekend geworden is.

De verdere afhandeling van de aanvraag en de besluitvorming zullen op dezelfde wijze gebeuren als de afhandeling van een visitatierapport.

Op grond van de uitkomst van de toetsing neemt de accreditatieraad een beslissing. De accreditatieraad stelt het eindoordeel over de (verwachte) onderwijskwaliteit vast. Alvorens hiertoe over te gaan, vindt een procedure van hoor en wederhoor plaats, waarin de opleiding in de gelegenheid wordt gesteld om op het voorgenomen besluit van de accreditatieraad (inhoudelijk) te reageren. Op basis van zijn eindoordeel over de kwaliteit van de opleiding bepaalt de accreditatieraad, volgens daartoe opgestelde beslisregels, de uiteindelijke beslissing.

De accreditatieraad kent aan de opleiding een positieve, voorwaardelijke of negatieve accreditatie toe. De uitkomsten van de accreditatieraad worden vastgelegd in een openbare notitie.

De accreditatieraad vermeldt bij elke uitvoerbare beslissing de volgende onderdelen:

  • de concrete feiten die aan de grondslag liggen van de beslissing;
  • de toepasselijke gronden waarop de beslissing steunt.

De motivering moet een voldoende grondslag zijn voor alle onderdelen van de beslissing. De motivering wordt uiteengezet in de beslissing zelf, of in een aan de beslissing toegevoegde nota.

De formele motivering kan geheel of gedeeltelijk volstaan met een verwijzing naar een uitgebracht advies in het buitenlandse visitatierapport of de buitenlandse accreditatiebeslissing, indien:

  • het buitenlandse visitatierapport of de buitenlandse accreditatiebeslissing zelf geheel of gedeeltelijk de motivering van de beslissing bevat;
  • het buitenlandse visitatierapport of de buitenlandse accreditatiebeslissing aan de beslissing wordt toegevoegd.

Een accreditatiebeslissing wordt zo snel mogelijk aan de onderwijsinstelling medegedeeld en één werkdag later op de website van NOVA bekend gemaakt.

De accreditatieraad vermeldt bij elke uitvoerbare en te betekenen beslissing de mogelijkheden inzake bezwaar en beroep tegen het accreditatiebesluit.

4. Beslisregels

Bij de beoordeling van de equivalentie worden de volgende criteria gehanteerd:

De equivalentie van een concrete buitenlandse accreditatie wordt getoetst aan de hand van vijf thema’s:
1. de buitenlandse accreditatie geeft een positieve beoordeling van de kwaliteit van de betrokken opleiding;
2. de buitenlandse accreditatie is voldoende actueel; het accreditatiebesluit is niet ouder dan 2 jaar
3. de buitenlandse accreditatie stoelt op een openbare externe beoordeling; deze beoordeling en een beschrijving van de procedure wordt aan NOVA overgelegd
4. het buitenlandse accreditatieorgaan heeft een adequate organisatiestructuur; de gegevens over de organisatie van het buitenlandse accreditatieorgaan zijn openbaar en toetsbaar
5. het buitenlandse accreditatieorgaan hanteert kwaliteitscriteria, die aansluiten bij de Wet NOVA.

Bij de beoordeling van thema 4 en 5 kan onderdeel van het onderzoek van NOVA zijn of de accreditatieorganisatie is aangesloten bij internationale netwerken van kwaliteitszorgorganisaties in het hoger onderwijs, zoals European Consortium for Accreditation in higher education (ECA), European Association for Quality Assurance in Higher Education (ENQA), Het International Network for Quality Assurance Agencies in Higher Education (INQAAHE) en de Caribbean Area Network for Quality Assurance in Tertiary Education (CANQATE).

In beginsel moet per thema aan alle equivalentiecriteria zijn voldaan.
De vaststelling van de beoordeling van de equivalentie en de beslissing over een accreditatieaanvraag geschiedt onafhankelijk. Dat wil zeggen dat de leden van de accreditatieraad op geen enkele wijze betrokken zijn, dan wel belangen hebben bij een onderwijsstelling van wie de accreditatieaanvraag in behandeling is.

De vaststelling van de beoordeling van de equivalentie en de beslissing over een accreditatieaanvraag wordt genomen door de leden van de accreditatieraad die niet op de een of andere manier belang hebben bij het te nemen besluit. De accreditatieraad maakt aan de instelling bekend welke leden voornemens zijn aan de besluitvorming deel te nemen. De instelling wordt in de gelegenheid gesteld, gemotiveerd, bezwaar te maken tegen het deelnemen van één of meer leden aan de besluitvorming. Indien de accreditatieraad het bezwaar niet overneemt kan de Instelling beroep aantekenen bij de Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling. Het besluit van de Minister is bindend voor alle betrokkenen.

Het accreditatierapport wordt samengesteld op grond van een toetsingsrapport van het buitenlandse visitatierapport en de accreditatiebeslissing. De accreditatieraad kan vier besluiten nemen: een negatieve accreditatie wegens onvoldoende equivalentie, een positieve accreditatie, voorwaardelijke accreditatie of een negatieve accreditatie.

Een negatieve accreditatie wegens onvoldoende equivalentie betekent dat de accreditatieaanvraag is afgewezen omdat onvoldoende is aangetoond dat de buitenlandse accreditatie voldoende basis voor de beoordeling van een accreditatieaanvraag door NOVA. NOVA spreekt zich daarbij niet uit over de kwaliteit van de opleiding. Het staat de opleiding vrij om een nieuwe accreditatieaanvraag op basis van het toepasselijke accreditatiekader in te dienen.

Een positieve accreditatie impliceert dat op basis van de ingediende stukken aannemelijk is en dat de opleiding de standaard voor het hoger onderwijs, zoals is vastgelegd in de beoordelingskaders, ten volle zal realiseren/realiseert. De opleiding dient binnen 5 jaar na het besluit van NOVA (opnieuw) accreditatie conform het accreditatiekader voor bestaande opleidingen aan te vragen.

Een voorwaardelijke accreditatie wil zeggen dat de opleiding in het realiseren van de standaard voor het hoger onderwijs een aardig eind op de goede weg is. Men heeft weliswaar de standaard nog niet op alle punten bereikt – en ontvangt dientengevolge nog geen positieve accreditatie – maar de geconstateerde kwaliteitsproblemen zijn van dien aard en omvang dat de verwachting gerechtvaardigd is dat de opleiding in staat zal zijn om de standaard op korte termijn alsnog te behalen. Vandaar dat in het stelsel voorzien is in een aanvullend onderzoek door het NOVA binnen een jaar, in welk kader de opleiding kan aantonen op dat moment wél aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen. De opleiding ontvangt, ingeval zou blijken dat de standaard voor het hoger onderwijs inderdaad bereikt is, op dat moment alsnog een positieve accreditatie.

Een negatieve accreditatie houdt in dat er in de ogen van het NOVA sprake is van (zeer) ernstige tekortkomingen in de te verwachten onderwijskwaliteit. Conform de wet mag een instelling na een negatief accreditatiebesluit vanaf drie maanden na het besluit een aangepast verzoek indienen om de opleiding opnieuw te toetsen.

5. Toelichting werkwijze

Het instellingsbestuur dient een aanvraag voor toetsing van de opleiding in bij NOVA. Bij deze aanvraag is alle informatie gevoegd die NOVA nodig heeft om met de behandeling van de aanvraag te kunnen starten. Wanneer een aanvraag voor een toets nieuwe opleiding wordt ingediend voor een feitelijk al bestaande opleiding moet ook de feitelijke kwaliteit van deze opleiding meegenomen worden in de onderbouwing van de aanvraag, voor zover die niet al is meegenomen in de buitenlandse accreditatieprocedure.

De instelling dient de aanvraag en de bijbehorende stukken schriftelijk en in 4-voud in bij NOVA in het Nederlands of het Engels. Indien de documenten worden ingediend in het Engels, behoort het vergezeld te gaan met een in het Nederlands vertaalde versie van de externe beoordeling (visitatierapport) op grond waarvan de buitenlandse accreditatie werd verleend (bijlagen vallen daar niet onder). De aanbiedingsbrief moet zijn ondertekend door het bevoegde gezag van de instelling. Ook dient de instelling het aanvraagdossier digitaal aan NOVA te doen toe komen, bij voorkeur op een cd-rom of memorystick.

NOVA beoordeelt of het informatiedossier voldoende volledig is om de behandeling te starten. Zo nodig verzoekt NOVA de instelling om aanvullende informatie. Zodra het dossier voldoende volledig is, stuurt NOVA een ontvangstbevestiging naar het instellingsbestuur.

In de aanvraag geeft de instelling uitdrukkelijk aan met welke oriëntatie (hbo/wo) en op welk niveau (bachelor of master) de opleiding geaccrediteerd moet worden. In de accreditatieprocedure zal ook alleen naar de gevraagde accreditatie gekeken worden.

Beoordelingsprocedure

De accreditatieraad beoordeelt of voldaan is aan de eisen voor equivalentie zoals omschreven is en geeft een oordeel over alle in het beoordelingskader opgenomen standaarden. Dat oordeel wordt gemotiveerd door een weging van de positieve en kritische elementen uit de buitenlandse accreditatiebeschikking en de daaronder liggende externe beoordeling. Het oordeel kan zijn: onvoldoende of voldoende. Vervolgens formuleert de accreditatieraad een algemeen, gewogen en gemotiveerd, oordeel over de kwaliteit van de opleiding.

Bezwaar en beroep

Tegen de beslissingen van de accreditatieraad staat bezwaar en beroep open. De instelling wordt in de gelegenheid gesteld, gemotiveerd, bezwaar te maken tegen een besluit van de accreditatieraad.

Het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift door een belanghebbende bij NOVA. De termijn voor het indienen van bezwaar bedraagt zes weken. In het kader van de behandeling van het bezwaar vindt een hoorzitting plaats. NOVA beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het bezwaarschrift. De beslissing op bezwaar kan voor ten hoogste zes weken worden verdaagd. Hiervan wordt schriftelijk mededeling gedaan.

Tegen een beslissing op bezwaar van NOVA staat beroep open bij de Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling. De termijn voor het indienen van beroep bedraagt zes weken. De Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling doet in beginsel zes weken na de zitting uitspraak. Deze termijn kan met ten hoogste zes weken worden verlengd.

Het besluit van de Minister is bindend voor alle betrokkenen.
Hangende de bezwaar- en/of beroepsprocedure kan aan de Minister worden verzocht een voorlopige voorziening te treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

De accreditatieraad vermeldt bij elke uitvoerbare en te betekenen beslissing de mogelijkheden inzake bezwaar en beroep tegen het besluit, inclusief de daarbij in acht te nemen termijnen.